200 g boter, op kamertemperatuur, plus extra om in te vetten
200 g fijne kristalsuiker
3 eieren
geraspte schil van 1 onbespoten sinaasappel, plus sap van ½ sinaasappel
1 tl vanille-extract
1 tl amandelextract (optioneel)
140 g zelfrijzend bakmeel
100 g gemalen amandelen
pitjes van 1 granaatappel
Voor de siroop
100 ml granaatappelsap
sap van ½ sinaasappel
85 g fijne kristalsuiker
1 vanillestokje, in de lengte gehalveerd
1 el rozenwater (Turkse supermarkt)
pitjes van 1 granaatappel
Verwarm de oven voor tot 160 °C. Vet twaalf kleine tulbandvormen of puddingvormpjes in met boter en bestuif licht met bloem.
Klop de boter met de kristalsuiker in 10 minuten bleek en romig. Voeg de eieren één voor één toe en klop goed na elk ei. Roer de geraspte sinaasappelschil, het sinaasappelsap, het vanille-extract en eventueel het amandelextract erdoor. Spatel het zelfrijzend bakmeel en de gemalen amandelen er met een grote metalen lepel door. Doe de granaatappelpitjes erbij en roer door.
Schenk het beslag in de vormen en bak 30 minuten in de oven tot de cakejes goudbruin en gerezen zijn en een satéprikker er schoon weer uit komt.
Maak intussen de siroop. Meng het granaatappelsap met het sinaasappelsap, de fijne kristalsuiker en het vanillestokje in een kleine pan. Verhit tot de suiker is opgelost, breng aan de kook en laat inkoken tot een siroop.
Laat afkoelen, haal het vanillestokje eruit en roer het rozenwater en de granaatappelpitjes erdoor.
Haal de cakejes uit de oven, stort ze uit de vormen als ze nog warm zijn en schenk de siroop erover. Zorg ervoor dat de granaatappelpitjes gelijkmatig worden verdeeld. De cakejes zijn afgedekt twee dagen houdbaar.
Fotografie: Emma Lee